Axient Antennedistributiesystemen

Antennedistributiesystemen zenden het RF-signaal van een enkel paar antennes naar meerdere ontvangers. Ultralineaire versterking en instelbare afzwakking zorgen voor optimale prestaties in lastige RF-omgevingen. Selecteerbare ingangsfilters komen overeen met de beschikbare frequentiebanden van de zenders, en bieden zo extra bescherming tegen sterke signalen buiten het bereik. Paren BNC antenne-uitgangen distribueren bandgefilterde signalen aan maximaal 4 ontvangers. Een paar breedband cascadepoorten levert breedband RF-signalen aan spectrummanagers of verdere antennedistributieversterkers. Met netwerkinrichting kan Wireless Workbench filterbereiken en -afzwakking regelen. Axient Antennedistributiesystemen zijn ten behoeve van aanvullende flexibiliteit compatibel met Shure-ontvangers ULX-D en UHF-R.

Om het gebruik van het RF-spectrum te maximaliseren, zijn antennedistributiesystemen verkrijgbaar met de volgende frequentiebereiken:

  • AXT630 (470-698 MHz)
  • AXT631 (606-814 MHz)
  • AXT632 (470-510 MHz en 630-787 MHz)

Opmerking: De instructies in deze handleiding zijn van toepassing op alle modellen Axient Antennedistributiesystemen.

Kenmerken

  • Selecteerbaar ingangsfilter zorgt voor systeembrede bescherming tegen sterke signalen buiten het bereik
  • Breedbandfilteroptie beslaat meerdere banden
  • Selecteerbare RF-afzwakking van maximaal 15 dB voor optimalisering van signaal/ruis-verhouding
  • Interface op frontpaneel en Wireless Workbench 6-softwarebesturing zorgen voor eenvoudige instelling en controle van filteren, antennevermogen en afzwakking
  • BNC-uitgangen: 4 paar antenne-uitgangen
  • Breedband RF-cascadepoort met selecteerbare make-up gain van 3 dB voor aansluiten van breedbandapparatuur
  • Ethernetnetwerk: 2 PoE-ethernetpoorten
  • IEC-voedingspoorten maken doorlussen van netvoeding mogelijk

Montage-instructies

Deze component is ontworpen om in een audiorack te worden ingebouwd.

WAARSCHUWING: Om letsel te voorkomen moet dit apparaat stevig in het rack worden bevestigd.

Bedieningselementen en connectoren

① LCD-display

Geeft menu en instellingen weer.

② Navigatieknoppen

  • Pijlen: Door menu's scrollen en instellingen veranderen
  • Set: Menu's bewerken en wijzigingen opslaan

Tip: Houd de knop Set gedurende 1 seconde ingedrukt om de functie Hardware Identify in Wireless Workbench te activeren.

③ Aan/uit-schakelaar

Hiermee wordt de eenheid in- of uitgeschakeld

④ Hoofdschakelaar netvoeding

Netvoedingsschakelaar

⑤ Netvoeding in

IEC-connector, 100-240 V AC

⑥ Netvoedingscascade

Met IEC-verlengkabels kunt u maximaal 5 apparaten op één netvoedingsbron aansluiten.

⑦ Netwerksnelheid-LED (oranje):

  • Uit = 10 Mbps
  • Aan = 100 Mbps

⑧ Ethernetpoorten (2)

Klasse 1 geschikt voor PoE. Aansluiten op een ethernetnetwerk voor bediening en controle op afstand

⑨ Netwerkstatus-LED (groen)

  • Uit = Geen netwerkkoppeling
  • Aan = Netwerkkoppeling actief
  • Knippert = Netwerkkoppeling actief, knippersnelheid komt overeen met hoeveelheid overgedragen gegevens

⑩ RF-uitgangsconnectoren, kanaal B

Distribueert RF-signaal voor kanaal B

⑪ RF-uitgangsconnectoren, kanaal A

Distribueert RF-signaal voor kanaal A

⑫ Antenne IN-poorten, kanaal A en B

Antenne-ingangen hebben DC-voorspanning voor gebruik met actieve antennes of inline versterkers.

⑬ RF-cascadepoorten, kanaal A en B

Geeft het breedband RF-signaal van het ene apparaat door aan het volgende, zodat maximaal 5 apparaten één paar antennes kunnen delen.

⑭ Status-LED antenne-ingang

  • Groen = DC-voeding aan
  • Uit = DC-voeding uit
  • Rood = antennestoring of te hoge stroom

Antennes

De antennedistributiesystemen zijn compatibel met aan de voorkant gemonteerde antennes of met op afstand gemonteerde antennes.

Opmerking:Wanneer de ingangsband-filterfunctie wordt gebruikt, moet een antenne worden geselecteerd met een bandbreedte die het filterbereik beslaat.

Aan de voorkant gemonteerde antennes installeren

Als de antennes op het frontpaneel worden gemonteerd, verbeteren de systeemprestaties omdat een storingsvrij signaalpad voor het RF-signaal wordt verschaft. Gebruik de bijgeleverde bulkhead-adapterset om de antennes op het frontpaneel te installeren.

  1. Plaats de bulkheadadapters op de bijgeleverde kabels voor montage door de openingen in beide steunen en zet ze aan de voorkant vast met het bijgeleverde bevestigingsmateriaal.
  2. Sluit de bijgeleverde antennekabels aan op de BNC-connectoren van de antenne-ingang.
  3. Installeer de antenne op de bulkhead-adapters.

Opmerking: Om de kans op signaaluitval te beperken en de prestaties te optimaliseren, moeten de antennes omhoog en van elkaar af worden gericht onder een hoek van 45° t.o.v. verticaal.

Antennes op afstand installeren

Antennes op afstand bieden grotere flexibiliteit wat betreft de plaatsing van de antennes en kunnen de prestaties verbeteren door een transmissiepad met minder obstakels te verschaffen en het bereik te vergroten. Raadpleeg voor tips en beste praktijken voor op afstand gemonteerde antennes.

Distributie van RF-uitgang

De RF-uitgangen distribueren het signaal van een paar antennes naar maximaal 4 ontvangers of verdere antennedistributiesystemen. Poort-poort-isolatie zorgt voor minder storing, zodat de distributiepoorten de beste optie zijn voor het distribueren van het signaal naar verdere apparaten.

Apparaten aansluiten

Sluit een paar RF-uitgangen, A en B, van het antennesysteem aan op de A- en B-ingang van het apparaat.

Ingangsband filteren

De ingangsbandfilters werken op de RF-distributiepoorten maar hebben geen invloed op de RF-cascadepoorten. Met de instelling Wideband wordt het gehele frequentiebereik van het antennedistributiesysteem doorlopen. Selecteer het bandfilter dat het beste overeenkomt met het afstembereik van de aangesloten apparaten voor optimale prestaties.

Als een bandfilter is ingesteld, moeten de aangesloten apparaten binnen de geselecteerde band worden bediend en afgestemd.

Gain en afzwakking

Met het menu RF Gain kunt u zorgen het signaal dat naar de aangesloten apparaten wordt gezonden, op een consistent niveau blijft. Het beschikbare instelbereik is -12 tot +3 dB wanneer de cascadepoorten uit zijn en -15 tot 0 dB wanneer de cascadepoorten actief zijn.

RF-cascadepoorten

De RF-cascadepoorten breiden het antennedistributiesysteem uit door een aansluitpunt voor verdere ontvangers, spectrummanagers of antennedistributiesystemen te verschaffen.

Als Antenna Cascade is ingesteld op Auto, worden de cascadepoorten automatisch geactiveerd als 12 V DC van de antenne-ingang van een aangesloten apparaat bij de poortaansluiting wordt waargenomen. Als de cascadepoorten actief zijn, treedt bij de splitter een signaalverlies van 5 dB (max.) op.

Ontvangers met RF-cascade-uitgangen kunnen het antennesignaal naar verdere ontvangers binnen dezelfde band uitbreiden.

Een spectrummanager AXT600 aan een antennesysteem toevoegen

Sluit de spectrummanager AXT600 aan op de RF-cascadepoorten van het antennedistributiesysteem.

Meerdere niveaus van antennedistributie

Bij grote configuraties kunnen meerdere antennedistributiesystemen worden gelaagd om meerdere niveaus van signaaldistributie te ondersteunen:

  • Twee niveaus van antennedistributie zijn mogelijk als de cascadepoorten van de antennedistributiesystemen van niveau 1 en niveau 2 zijn geactiveerd
  • Maximaal 3 niveaus van antennedistributie zijn mogelijk als alleen de cascadepoorten van het antennedistributiesysteem van niveau 1 zijn geactiveerd
  • Voor de beste RF-prestaties moeten alle RF-uitgangen op één niveau worden gebruikt voordat verdere niveaus worden gecreëerd

Niveau 1: Antennedistributiesysteem ingesteld op Wideband

Niveau 2: Antennedistributiesysteem ingesteld op een bandfilter die overeenkomt met de 4 ontvangers die op dezelfde band zijn afgestemd

Sluit de spectrummanager AXT600 aan op de RF-cascadepoorten van het antennedistributiesysteem van niveau 1.

Probleemoplossing

Antennestoringen

De status-LED voor de antenne-ingang knippert rood; dit betekent dat er een kortsluiting of te hoge stroom bij een antennepoort is. Om de storing te isoleren, gaat u naar het menu voor DC-voeding. Het menu geeft weer welke antennepoort (A, B of A+B) de bron van de storing is. Controleer de antenne-aansluitingen om de storing te verhelpen.

Bericht "Over Temperature"

Het bericht Over Temperature verschijnt wanneer de ventilatoren geen goede koeling kunnen verschaffen, en duidt op een te hoge temperatuur.

  • Druk op een willekeurige knop om het bericht 20 seconden te onderdrukken
  • Verhoog de ventilatie naar de unit om het bericht te wissen
  • Selecteer de instelling High Speed voor de koelventilator

Hoofdmenu

In het hoofdmenu kunt u het bandfilter selecteren, de RF-gain instellen en de antennepoorten configureren.

Band

Door een ingangs-Band-filter te selecteren kunt u de prestaties optimaliseren als de componenten die op de RF-uitgangen zijn aangesloten alle binnen dezelfde frequentieband zijn. Het geselecteerde bandfilter laat alleen frequenties binnen het bereik van de aangesloten componenten door. Er zijn vier selecteerbare ingangsfilters beschikbaar die overeenkomen met de zenders en ontvangers op de frequentieband. Er is een instelling Wideband beschikbaar om frequentie-ondersteuning voor alle 4 banden te geven. Met deze instelling kunnen ontvangers die op diverse frequentiebanden werken de RF-uitgangen gebruiken.

Het bandfilter instellen:

  1. Navigeer naar het menu Band en druk op de knop SET om te kunnen bewerken.
  2. Gebruik de pijltjes om een bandfilter of de instelling Wideband te selecteren.
  3. Druk op SET om de wijzigingen op te slaan.

RF Gain

Stel de RF-gain in om het antennesignaal te versterken of af te zwakken om een consistent niveau te handhaven en oversturing te voorkomen. De gain wordt ingesteld in stappen van 1 dB.

Het instellingsbereik van de gain hangt af van de aansluitstatus van de RF-cascadepoorten:

  • Cascade ports connected: instellingsbereik = -15 dB tot 0 dB
  • Cascade ports not connected: instellingsbereik = -12 dB tot +3 dB

Antenna Cascade

Auto

De poorten worden geactiveerd als een aangesloten apparaat 12-15 V DC aan de poort levert.

On

De poorten zijn voortdurend actief, onafhankelijk van de spanning die door een aangesloten apparaat wordt geleverd.

Antenna Power

ON

De antennepoorten leveren 12-15 V DC voeding aan actieve antennes.

OFF

Schakelt de DC-spanning bij de antennepoorten uit.

Network Status

Active

Geeft aan dat er connectiviteit is met andere apparaten op het netwerk.

Inactive

Geen connectiviteit met andere apparaten op het netwerk.

Opmerking: Het IP-adres moet geldig zijn om netwerkbeheer mogelijk te maken.

Menu hulpprogramma's

Houd beide pijltjestoetsen ingedrukt om naar het menu met hulpprogramma's te gaan en het af te sluiten; dit geeft toegang tot netwerk- en scherminstellingen.

IP Address Mode: Automatic

Dit is de standaardinstelling voor gebruik met een DHCP-server, waarmee automatisch een IP-adres wordt toegewezen.

  1. Navigeer naar het menu IP Mode en druk op de toets SET.
  2. Markeer Automatic met behulp van de pijltjestoetsen.
  3. Druk op de toets SET.
  4. Gebruik de pijltjestoetsen en verplaats de ► om OK te selecteren om op te slaan of Cancel om te annuleren, en druk dan op de toets SET.

IP Address Mode: Manual

Gebruik handmatige IP-adressering om het IP-adres en subnetmasker in te stellen wanneer er geen DHCP-server beschikbaar is.

  1. Navigeer naar het menu IP Mode en druk op de toets SET.
  2. Markeer Manual met behulp van de pijltjestoetsen.
  3. Druk op de toets SET om het IP-adres en het subnetmasker te kunnen bewerken.
  4. Gebruik de pijltjestoetsen om de ► te verplaatsen en selecteer IP: of Sub:
  5. Gebruik de pijltjestoetsen en de toets SET om het IP-adres en subnetmasker te bewerken.
  6. Gebruik de pijltjestoetsen en verplaats de ► om OK te selecteren om op te slaan of Cancel om te annuleren, en druk dan op de toets SET.

MAC (MAC-adres)

Geeft het MAC-adres weer; dit is een embedded, onbewerkbaar identificatienummer dat uniek is voor elk apparaat. Hiermee worden door het netwerk en WWB-software componenten geïdentificeerd.

Device ID

Deze naam van acht tekens wordt weergegeven wanneer dit apparaat op andere netwerkapparaten of in WWB-software wordt gedetecteerd.

  1. Druk op de toets SET om de naam te kunnen bewerken.
  2. Verander de tekens met de pijltjestoetsen.
  3. Om de bewerking te voltooien, drukt u op de toets SET totdat geen van de tekens gemarkeerd is.

Serial Number

Het serienummer weergeven.

Firmware

De versie van de op dit apparaat geïnstalleerde firmware weergeven.

Brightness

De helderheid op de LCD op laag, gemiddeld of hoog instellen.

Display Invert

Het LCD-menu veranderen van witte tekst op een donkere achtergrond in donkere tekst op een lichte achtergrond.

Front Panel Lock

De navigatieknoppen vergrendelen of ontgrendelen om onbedoelde of ongeoorloofde veranderingen aan instellingen te voorkomen.

On

De navigatieknoppen vergrendelen.

Off

De navigatieknoppen ontgrendelen.

Power Switch Lock

De aan/uit-schakelaar vergrendelen om te verzekeren dat de voeding niet per ongeluk wordt uitgeschakeld.

On

De aan/uit-schakelaar vergrendelen.

Off

De aan/uit-schakelaar ontgrendelen.

De ventilatorsnelheid instellen

De koelventilator heeft de volgende snelheidsopties:

  • Low Speed = ventilator is altijd ingeschakeld; op lagere snelheid voor stille werking
  • High Speed = ventilator is altijd ingeschakeld; op hogere snelheid voor maximale koeling
  • Automatic = ventilator wordt alleen ingeschakeld als de interne temperatuur te hoog is

Opmerking: Snelheid kan wisselen van Low naar High als aanvullende koeling vereist is ter bescherming van de component.

  1. Houd de knoppen ▲ en ▼ gelijktijdig ingedrukt om het menu met hulpprogramma's te openen.
  2. Gebruik de pijltjesknoppen om naar de instelling Fan te scrollen.
  3. Druk op Set om bewerken mogelijk te maken en gebruik vervolgens de pijltoetsen om een snelheidsoptie te selecteren.
  4. Druk op Set om op te slaan en houd de knoppen ▲ en ▼ vervolgens gelijktijdig ingedrukt om terug te keren naar het hoofdmenu.

Firmware-updates

Firmware is embedded software in elke component die de functionaliteit bestuurt. Af en toe worden nieuwe firmwareversies ontwikkeld om aanvullende functies en verbeteringen aan te brengen. Om te profiteren van een verbeterd ontwerp kunnen nieuwe versies van de firmware worden geüpload en geïnstalleerd met behulp van de functie Firmware Update Manager die beschikbaar is in WWB6-software. Firmware kan gedownload worden van .

Productgegevens

Productgegevens -- AXT630, AXT631, AXT632

Afmetingen

44 mm x 483 mm x 366 mm (1,7 in. x 19,0 in. x 14,4 in.), H x B x D

Gewicht

4,6 kg (10,1 lbs),

Behuizing

Staal; spuitaluminium

Bedrijfstemperatuurbereik

-18°C (0°F) tot 63°C (145°F)

Opslagtemperatuurbereik

-29°C (-20°F) tot 74°C (165°F)

Voedingsvereisten

100 tot 240 V AC, 50-60 Hz

Stroomverbruik

1,0 A RMS (gespecificeerd bij 120 V AC)

RF-ingang

Connectortype

BNC

Configuratie

Ongebalanceerd, actief

Frequentiebandfilters

AXT630 Wideband 470–698 MHz
Band G1 470–530 MHz
Band H4 518–578 MHz
Band J5 578–638 MHz
Band L3 638–698 MHz
AXT631 Wideband 606–814 MHz
Band K4E 606–666 MHz
Band M8 666–730 MHz
Band P8, P9 710–790 MHz
Band Q5 740–814 MHz
AXT632 Wideband 470–787 MHz
Band G7C 470–510 MHz
Band L3E 638–698 MHz
Band M8 666–730 MHz
Band P9 710–787 MHz

Impedantie

50 Ω

Voorspanning

12 V DC, 150 mA (300 mA maximum)

RF-frequentiebereik

AXT 630 470–698 MHz
AXT 631 606–814 MHz
AXT 632 470–787 MHz

Distributie-uitgang

Connectortype

BNC (4 paar)

Configuratie

Ongebalanceerd, actief

Impedantie

50 Ω

Versterkingsregelbereik

Cascade ingeschakeld -15 dB tot 0 dB (In stappen van 1 dB)
Cascade uitgeschakeld -12 dB tot +3 dB (In stappen van 1 dB)

Onderscheppingspunt uitgang

>25 dBm, normaal

Cascade-uitgang

Connectortype

BNC (1 paar)

Configuratie

Ongebalanceerd, breedband

Impedantie

50 Ω

Doorgangsdemping

<5 dB

Accessoires

Bijgeleverde accessoires

2 ft coaxiale antennekabel (RG-58) (12)

UA802

IEC netvoedingskabel (1)

95A9128

IEC netverlengkabel (1)

95A9129

Afgeschermde 3 ft ethernetkabel (1)

C803

Afgeschermde 8 inch Ethernet doorkoppelkabel (1)

C8006

Hardwareset (1)

90XN1371

22 inch coaxiale kabel* (1)

95B9023

33 inch coaxiale kabel* (1)

95C9023

* met geïntegreerde bulkheadconnector voor aan de voorkant gemonteerde antennes.

Optionele accessoires

1/2 wave antennes

(744-865 MHz)

UA820G

(690-746 MHz)

UA820H4

(554-590 MHz)

UA820J

(606-666 MHz)

UA820K

(638-698 MHz)

UA820L3

(694-758 MHz)

UA820M

(740-814 MHz)

UA820Q

(710-790 MHz)

UA820P8

Kabels

7,6 m (25 ft) coaxiale kabel RG8/X

UA825

15,2 m (50 ft) coaxiale kabel RG8/X

UA850

30,4 m (100 ft) antenneverlengkabel

UA8100

Antennes

Passieve omnidirectionele antenne (470-1100 MHz)

UA860SWB

Passieve directionele antenne (470-952 MHz)

PA805SWB

PWS Helical antenne (480-900 MHz)

HA-8089

Inline RF-versterkers

(470-900 MHz)

UA830WB

(470-698 MHz)

UA830USTV

Actieve directionele antennes

470-698 MHz

UA874US

470-790 MHz

UA874E

470-900 MHz

UA874WB

925-952 MHz

UA874X

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES

  1. LEES deze instructies.
  2. BEWAAR deze instructies.
  3. NEEM alle waarschuwingen in acht.
  4. VOLG alle instructies op.
  5. GEBRUIK dit apparaat NIET in de buurt van water.
  6. REINIG UITSLUITEND met een droge doek.
  7. DICHT GEEN ventilatieopeningen AF. Zorg dat er voldoende afstand wordt gehouden voor adequate ventilatie. Installeer het product volgens de instructies van de fabrikant.
  8. Plaats het apparaat NIET in de buurt van warmtebronnen, zoals vuur, radiatoren, warmteroosters, kachels of andere apparaten (waaronder versterkers) die warmte genereren. Plaats geen vuurbronnen in de buurt van het product.
  9. ZORG ERVOOR dat de beveiliging van de gepolariseerde stekker of randaardestekker intact blijft. Een gepolariseerde stekker heeft twee pennen waarbij er één breder is dan de andere. Een randaardestekker heeft twee pennen en een extra aardaansluiting. De breedste pen en de aardaansluiting zijn bedoeld om uw veiligheid te garanderen. Als de meegeleverde stekker niet in de contactdoos past, vraag een elektricien dan om de verouderde contactdoos te vervangen.
  10. BESCHERM het netsnoer tegen erop lopen of afknelling, vooral in de buurt van stekkers en uitgangen en op de plaats waar deze het apparaat verlaten.
  11. GEBRUIK UITSLUITEND door de fabrikant gespecificeerde hulpstukken/accessoires.
  12. GEBRUIK het apparaat UITSLUITEND in combinatie met een door de fabrikant gespecificeerde wagen, standaard, driepoot, beugel of tafel of met een meegeleverde ondersteuning. Wees bij gebruik van een wagen voorzichtig tijdens verplaatsingen van de wagen/apparaat-combinatie om letsel door omkantelen te voorkomen.

  13. HAAL de stekker van dit apparaat uit de contactdoos tijdens onweer/bliksem of wanneer het lange tijd niet wordt gebruikt.
  14. Laat onderhoud altijd UITVOEREN door bevoegd servicepersoneel. Onderhoud moet worden uitgevoerd wanneer het apparaat op enigerlei wijze is beschadigd, bijvoorbeeld beschadiging van netsnoer of stekker, vloeistof of voorwerpen in het apparaat zijn terechtgekomen, het apparaat is blootgesteld aan regen of vocht, niet naar behoren werkt of is gevallen.
  15. STEL het apparaat NIET bloot aan druppelend en rondspattend vocht. PLAATS GEEN voorwerpen gevuld met vloeistof, bijvoorbeeld een vaas, op het apparaat.
  16. De NETSTEKKER of een koppelstuk van het apparaat moet klaar voor gebruik zijn.
  17. Het door het apparaat verspreide geluid mag niet meer zijn dan 70 dB(A).
  18. Apparaten van een KLASSE I-constructie moeten worden aangesloten op een WANDCONTACTDOOS met beschermende aardaansluiting.
  19. Stel dit apparaat niet bloot aan regen of vocht om het risico op brand of elektrische schokken te verminderen.
  20. Probeer dit product niet te wijzigen. Wanneer dit wel gebeurt, kan lichamelijk letsel optreden en/of het product defect raken.
  21. Gebruik dit product binnen de gespecificeerde bedrijfstemperaturen.

Dit symbool geeft aan dat in deze eenheid een gevaarlijk spanning aanwezig is met het risico op een elektrische schok.

Dit symbool geeft aan dat in de documentatie bij deze eenheid belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies zijn opgenomen.

WAARSCHUWING: De voltages in deze apparatuur zijn levensgevaarlijk. Bevat geen onderdelen die de gebruiker zelf kan repareren. Laat onderhoud altijd uitvoeren door bevoegd servicepersoneel. De veiligheidscertificeringen zijn niet meer geldig indien de fabrieksinstelling van de werkspanning wordt gewijzigd.

Certificering

AXT630, AXT631 en AXT632

Voldoet aan de essentiële vereisten van de volgende Europese Richtlijnen:

  • WEEE-richtlijn 2002/96/EG zoals gewijzigd door 2008/34/EG
  • RoHS-richtlijn 2011/65/EG

    Opmerking: Houd u aan het lokale recyclingschema voor elektronisch afval.

Hierbij verklaar ik, Shure Incorporated, dat het radioapparatuur conform is met Richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres: http://www.shure.com/europe/compliance

Erkende Europese vertegenwoordiger:

Shure Europe GmbH

Hoofdkantoren in Europa, Midden-Oosten en Afrika

Afdeling: EMEA-goedkeuring

Jakob-Dieffenbacher-Str. 12

75031 Eppingen, Duitsland

Telefoon: +49-7262-92 49 0

Fax: +49-7262-92 49 11 4

Email: info@shure.de

AXT630

Goedgekeurd volgens de bepaling over conformiteitsverklaring (DoC) van FCC Deel 15.

Voldoet aan Industry Canada RSS-123.

Compliantielabel Industry Canada ICES-003: CAN ICES-3 (B)/NMB-3(B)

Dit apparaat voldoet aan de RSS-standaard(en) voor licentievrijstelling van Industry Canada.

Informatie voor de gebruiker

Deze apparatuur is getest en goed bevonden volgens de limieten van een digitaal apparaat van klasse B, conform deel 15 van de FCC-regelgeving. Deze limieten zijn bedoeld als aanvaardbare bescherming tegen schadelijke interferentie bij plaatsing in woonwijken. Deze apparatuur genereert en gebruikt hoogfrequente energie, kan deze ook uitstralen en kan, indien niet geplaatst en gebruikt in overeenstemming met de instructies, schadelijke interferentie aan radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat in specifieke installaties geen storingen kunnen optreden. Als deze apparatuur schadelijke interferentie in radio- of televisieontvangst veroorzaakt, wat kan worden vastgesteld door het apparaat uit- en weer in te schakelen, wordt de gebruiker geadviseerd om de storing te corrigeren door een of meer van onderstaande maatregelen:

  • Richt de ontvangstantenne opnieuw of plaats deze ergens anders.
  • Vergroot de scheidingsafstand tussen het apparaat en de ontvanger.
  • Sluit het apparaat aan op een contactdoos van een ander circuit dan dat waarop de ontvanger is aangesloten.
  • Vraag de dealer of een ervaren radio/TV-monteur om hulp.

Opmerking: EMC-conformiteitstesten worden gebaseerd op het gebruik van meegeleverde en aanbevolen kabeltypen. Bij gebruik van andere kabeltypen kunnen de EMC-prestaties worden aangetast.

Wijzigingen of aanpassingen die niet expliciet zijn goedgekeurd door de fabrikant, kunnen de bevoegdheid om het apparaat te gebruiken tenietdoen.