Wireless Workbench® (WWB) is gratis apparaatsoftware voor het beheer, de coördinatie en de monitoring waarmee RF-coördinatoren en audioprofessionals voor tournees, broadcast, theater en religieuze ruimtes alles kunnen beheren, van pre-show planning tot frequentiecoördinatie, live kanaalbewaking en analyse na de uitvoering. Door het samenbrengen van Shure met en zonder netwerkfunctie en apparaten van derden in combinatie met RF-gegevens, stelt deze software u in staat om snel uw draadloze apparatuur te beheren en te coördineren, zodat u zich kunt concentreren op het mixen. Workbench maakt een snelle en eenvoudige configuratie, bediening en monitoring van uw draadloze systemen mogelijk en is compatibel met de volgende Shure-netwerksystemen:
Om Workbench te downloaden, bezoekt u de pagina Wireless Workbench. Start het installatieprogramma en volg de stappen om de installatie te voltooien.
Opmerking: U moet ingelogd zijn op uw computer als beheerder om Wireless Workbench te installeren.
Druk in Wireless Workbench F1 of ga naar voor uitleg. Dezelfde help is online beschikbaar op de Wireless Workbench-helppagina.
Andere online bronnen:
Wireless Workbench communiceert met aangesloten componenten via een ethernet-netwerk. Elk onderdeel van het netwerk moet een uniek en geldig IP-adres hebben om met andere apparaten op het netwerk te kunnen communiceren. IP-adressen kunnen automatisch worden toegewezen door een computer, switch of router die gebruik maakt van DHCP-adressering.
Om te profiteren van DHCP-adressering hebben de Shure-componenten een automatische IP-modus voor een snelle en eenvoudige installatie. Als specifieke IP-adressen moeten worden toegewezen, kan de IP-modus handmatig worden ingesteld.
Als alternatief voor automatische IP-adressering is er een optie voor handmatige adressering beschikbaar als u specifieke IP-adressen aan uw componenten wilt toewijzen.
Als u een firewall hebt die uw computer beschermt, moet u toegang verlenen aan Wireless Workbench. Log in op uw computer als beheerder om volledige toegang te krijgen tot uw firewallinstellingen of neem contact op met uw IT-beheerder voor hulp.
Voor firewallsoftware van derden, raadpleeg de instructies van de fabrikant voor het verlenen van toegang aan elk exemplaar van een toepassing (er kunnen meer dan één exemplaar zijn).
Opmerking: Als u een waarschuwingspop-up ontvangt die Wireless Workbench blokkeert, vinkt u de selectievakjes aan om toegang voor alle netwerken (Domeinnetwerken, Privénetwerken en Openbare netwerken) mogelijk te maken.
Raadpleeg de Microsoft Support-website als u extra hulp nodig hebt bij het configureren van de firewall.
De eerste keer dat u Wireless Workbench opent, wordt u gevraagd een netwerkinterface te selecteren om met uw netwerkcomponenten te communiceren.
Tip: Als er geen prompt verschijnt, klikt u op de netwerkstatus rechtsonder in uw scherm om uw netwerkvoorkeuren bij te werken.
In dit voorbeeld is het IP-adres van de component: 192.168.1.10
Opmerking: De laatste paar cijfers komen niet exact overeen.
Nadat u een netwerkinterface hebt geselecteerd, bevestigt u de verbinding door het netwerkpictogram () op het display of het voorpaneel van elk component te controleren.
Componenten die met het netwerk zijn verbonden, verschijnen automatisch in het tabblad Inventarisatie. Open het tabblad Inventory en voer de volgende controles uit om de verbinding te verifiëren:
① Bekijk de apparaat-ID, kanaalnaam en andere parameters.
② Klik op een componentenpictogram om het voorpaneel van het apparaat te laten knipperen voor identificatie op afstand.
③ De Device Online indicator moet groen zijn en het aantal apparaten in de lijst moet overeenkomen met het aantal componenten dat met het netwerk is verbonden.
Symptoom | Oplossing |
---|---|
Netwerkpictogram verschijnt niet op het display van de component |
|
Component verschijnt niet in tabblad Inventory |
|
Device Online indicator is grijs | Klik op de netwerkstatus-indicator en controleer of het IP-adres van het netwerk in uw voorkeuren overeenkomt met de IP-adressen van uw netwerkcomponenten. |
Op het tabblad Frequency Coordination kunt u compatibele frequenties voor uw systeem organiseren, beheren en berekenen. Als onderdeel van de coördinatie kunt u de frequenties analyseren om er zeker van te zijn dat ze compatibel zijn met alle componenten in uw systeem en ze vervolgens inzetten op uw hardware.
① Selecteer het tabblad Frequency Coordination.
② Selecteer het tandwielpictogram in het gedeelte Recente scans en selecteer een ontvanger of spectrummanager om een frequentiescan uit te voeren. Klik op Start.
③ Klik in het tabblad Add Frequencies op Select Frequencies from Inventory. Selecteer All Frequencies from Inventory en klik op OK om de frequenties in de coördinatiewerkplek te brengen.
④ Selecteer Analyze om de compatibiliteit van de huidige frequenties te controleren.
⑤ Selecteer Calculate om compatibele frequenties te vinden voor alle ontgrendelde items.
⑥ Selecteer Assign and Deploy om een voorbeeld van de toewijzing van kanalen en frequenties te bekijken.
⑦ Selecteer Deploy to Inventory om de frequenties naar de componenten te sturen.
Het uitvoeren van een IR-synchronisatie stemt het draagbare apparaat automatisch af op dezelfde frequentie als die van de netwerkcomponent. Wanneer de IR-synchronisatie is voltooid, wordt een draadloos audiokanaal gevormd tussen de ontvanger en de zender.
Lijn de IR-synchronisatievensters van het draagbare apparaat en de netwerkcomponent uit en druk vervolgens op Sync of ga naar het synchronisatiemenu. Raadpleeg de gebruikershandleidingen van de componenten voor meer informatie over IR-synchronisatie voor uw model zender en ontvanger.
In het tabblad Monitor kunt u channel strips en mini-timelines toevoegen om de afzonderlijke componenten van uw inventaris te monitoren. De panelen met eigenschappen geven RF- en audiometers weer en stellen u in staat om de parameters in real-time aan te passen.
① Selecteer het tabblad Monitor.
② Voeg channel strips en een mini-timeline toe door de kanalen uit het rechter paneel te slepen. U kunt ook gebruik maken van de selectievakjes Strip en Timeline.
③ Klik met de rechtermuisknop op een channel strip om de configuratieopties te bekijken.
④ Dubbelklik op een channel strip om gedetailleerde apparaatparameters te bekijken en te wijzigen.
⑤ Klik op Auto om de manier waarop uw channel strip is ingedeeld bij te werken. Klik het op het frame of beweeg het vrij over het scherm.
⑥ Selecteer het tandwielpictogram rechtsonder in het scherm om de channel strips aan te passen.